Categorie archieven: Hoe kan ik…

Hoe kan ik…

Wat is het verschil tussen een Japanner en een Brit?

Kort geleden bezochten wij met zorg-klanten een Toyota-motoren-fabriek in Wales.
Deze fabriek, de oudste van Toyota in Europa, bestaat ruim 25 jaar en is al 25 jaar aan het verbeteren. De blik is ook hier op de lange termijn gericht, ook als dat op korte termijn geld kost. Het gaat immers om duurzaam bestaan.

Dat bleek o.a. in 2008 en 2009. De automarkt stortte wereldwijd in. De klantvraag liep met meer dan de helft terug. Toch is niemand ontslagen! De ‘members’ (zo noemt Toyota zijn medewerkers!) die ineens ‘over’ waren zijn uit het primaire proces gehaald en in zogenaamde Kaizen-teams gezet, op zoek naar verbetermogelijkheden. Zij vonden besparingen ter waarde van meer dan 10 miljoen Engelse Pond, en verdienden zichzelf daarmee al ruimschoots terug!

Met de weer aantrekkende markt waren de intensief getrainde en met het proces vertrouwde medewerkers nog gewoon in dienst, dus konden zij zo weer meedraaien. Wat een verschil met bedrijven waar ontslagrondes zijn geweest en die nieuwe mensen moesten aantrekken die het bedrijf eerst moeten leren kennen.

Wij hadden het voorrecht de Britten in actie te zien in dat Japanse bedrijf met zijn Japanse manier van continu verbeteren. Onze verbazing was groot: het bedrijf ademt dezelfde cultuur als die wij ook al bij Toyota in Japan zelf ervoeren én bij Scania in Zwolle, dat ook 20 jaar zichzelf verbetert. Maar dan in Nederland en niet eens binnen het Toyota-bedrijf.

De verhalen waren hetzelfde. De overtuigingen en stijl ook. Alles gericht op mensen helpen ontwikkelen om elke dag te verbeteren. De serene rust waarin iedereen heel gestructureerd zijn werk doet in een indrukwekkend stabiele ‘flow’. En dan toch nog tientallen keer per dag aan de ‘andon’ (het koord) trekken, omdat zij weer een nieuwe verbeterkans zien, waar elke keer van wordt geleerd!

We mochten in de fabriek helaas niet filmen of fotograferen. James May van TopGear mocht dat wel: 

https://www.youtube.com/watch?v=o5GzHHE3udU

Onze gasten uit de verpleeghuissector waren ook diep onder de indruk.”dat alles op de eigen juiste plek staat en op de juiste tijd wordt aangegeven; het pull principe: pas iets gaan doen als de klant er om vraagt, dus niet vooruit werken en vermijdbare voorraden maken”, “dat de verplegende en verzorgende zich eigenlijk ook niet druk moeten hoeven maken hoeven om van alles te zoeken en te bestellen. Het zou er gewoon moeten zijn.” “In ons werk is sprake van een mens en geen motor. Toch denk ik dat er kansen liggen in standaardiseren wat kan, zodat er tijd/ ruimte ontstaat voor de bewoner. In slimmer werken liggen ook kansen. We verspillen nu veel onnodige tijd en energie“. “Een heel inspirerende dag, die ik ervaren heb als een kadootje! Vooral naderhand komen er steeds meer dingen in me op waar we wat mee zouden kunnen. Heeeel veel dank!!!!! ”

Wil Konings en Mauk van Heemstra

Share Button

To experiment or not to experiment

Het vorige artikel ging over het omgaan met ‘nee-zeggers’ en adviseerde onder andere over het uitvoeren van experimenten. Dit artikel gaf enige onduidelijkheid, vooral over de term “experiment”. Ik had me natuurlijk moeten realiseren dat dat in wetenschappelijke kringen een heel andere betekenis heeft. Mijn ‘experiment’ zou ik misschien eerder ’test’ of ‘proef’ of zelfs ‘pilot’ moeten noemen. Het is vooral veel kleiner en sneller uit te voeren dan een wetenschappelijk verantwoord experiment, dat vaak langdurig is, een controlegroep bevat, etc.

Daarom dit keer een voorbeeld van wat voor mij een geslaagd experiment is. Deze casus speelde enige tijd terug bij een klant van mij:

Op een ziekenhuispoli kwam tijdens het spreekuur veel telefoonverkeer binnen. Dit verhoogde de toch al hoge werkdruk voor de poli-verpleegkundigen. Een groot aantal telefoontjes waren van patiënten die wilden weten hoe laat ze zich moesten melden voor hun operatie. De verpleegkundigen konden dit vrijwel nooit vertellen, aangezien de operatietijd (en dus de meldtijd) pas bepaald werd op de middag voor de operatie. Als je op dinsdag werd geopereerd, was de maandag ervoor om 14:00 bekend hoe laat je zou worden geopereerd. Deze tijden werden vanaf 14:00 aan de betreffende patiënten doorgebeld.

Veel patiënten klaagden hierover en wilden graag eerder de tijd weten, bijvoorbeeld omdat ze kinderopvang wilden regelen, of iemand om ze naar het ziekenhuis te rijden. De verpleegkundigen op de poli konden aan deze procedure niets veranderen en konden alleen maar blijven herhalen dat de patiënten de dag voor de operatie na 14:00 gebeld zouden worden met het antwoord.

Tot iemand op het volgende idee kwam: Zo’n 6 weken voor de operatie, wordt gepland op welke dag de operatie plaats zal vinden. En ook of die persoon in de ochtend of in de middag wordt geopereerd. In de ochtend werd er geopereerd tussen 9:00 en 11:30, waarbij de meeste operaties starten tussen 9:00 en 11:00. Dat betekent dat de patiënt zich waarschijnlijk ergens moet melden tussen 7:00 en 9:00.

Op het moment dat de operatiedatum bekend is, dus zo’n 6 weken voor de operatie, gaat er een brief met deze datum naar de patiënt. Het idee was nu om op deze brief ook het dagdeel te vermelden en de waarschijnlijke meldtijd (bijvoorbeeld “Tussen 7:00 en 9:00”). Met als toevoeging dat de exacte meldtijd de dag voor de operatie na 14:00 wordt doorgebeld.

Dit ‘experiment’ werd een paar weken uitgevoerd. Vervolgens werd gekeken welke invloed dit had op het inkomend telefoonverkeer. Dat nam significant af. De patiënt is nu beter geïnformeerd en de verpleegkundige kan zich bezig houden met het ‘echte’ poli-werk: experiment geslaagd!

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

De macht van de nee-zegger

Vrijwel alle ziekenhuizen zijn bezig hun organisatie te veranderen. Meer patiënt-gericht maken, minder onnodige zaken doen, het werk meer betekenisvol maken. Deze veranderingen gaan vaak moeizaam en trager dan gepland. En dat is jammer. Nu pretendeer ik niet á-la-minute dit probleem op te kunnen lossen, maar wel om een stap dichter bij een soepele verandering te komen.

Een van de problemen waar veranderingen tegenaan lopen, zeker in Nederland, is namelijk de macht van de “nee-zegger”.  Er is vrijwel altijd wel iemand uit de groep tegen een bepaalde verandering. En dat vinden we lastig. Vaak komt dan de ware ‘poldergeest’ boven en proberen we een compromis te vinden, dat natuurlijk nooit zo goed kan werken als het oorspronkelijke idee. Soms ook ontstaat er complete stilstand. Er lijkt een grote belemmering te zijn om te bewegen als ook maar één persoon het daar niet mee eens is. Zolang er geen consensus is doen we niets. Of gaan we zaken nader onderzoeken, wat in de praktijk vaak op hetzelfde neerkomt als niets doen.

We zijn blijkbaar erg gehecht aan ‘consensus’ en dat is een eigenschap die ons bij verandering / vernieuwing / verbetering behoorlijk in de weg kan zitten. Daarom pleit ik bij veranderingen voor de volgende twee uitgangspunten:

  1. Ga uit van consent
  2. Doe een experiment

Wat is consent? Het lijkt op consensus, maar is tegelijkertijd veel bruikbaarder. Bij consensus moet iedereen het ergens mee eens zijn. Bij consent is het voldoende als niemand zwaarwegende bezwaren heeft. En dat is natuurlijk ook voldoende, zeker als je volgende stap niet is om het nieuwe idee in-de-hele-organisatie-en-voor-altijd in te voeren. Die volgende stap is namelijk slechts een experiment. En wat houdt dat in? Je gaat met een beperkte groep en voor beperkte tijd kijken wat het effect is van het nieuwe idee.

Als het goed is zijn er altijd wel een paar enthousiastelingen die hieraan mee willen werken (anders is er echt iets mis met je idee :)). Bovendien zullen zelfs tegenstanders voor een experiment zijn, daar zal in hun optiek immers uit gaan blijken dat het idee niet werkt. En als het wel werkt overtuig je ze een stuk makkelijk door iets te laten zien dan door iets te zeggen. Bovendien is de kans groot dat je als voorstander tijdens het experiment nog heel wat leert over wat in de praktijk wel en niet werkt en zo het idee kan verbeteren. Of dat je zelf ontdekt dat het toch niet zo’n goed idee was natuurlijk. In alle gevallen ben je met deze kennis beter af.

Kortom: mocht je tegen stilstand door een of enkele nee-zeggers aanlopen, introduceer dan het begrip consent en stel een experiment voor!

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Dr. Google wordt steeds beter

Eerder dit jaar pakte de Consumentengids groot uit met een onderzoek naar hoe goed ‘Dr. Google’ inmiddels kan diagnosticeren. “1 op 5 diagnoses onjuist” stond in chocoladeletters op de cover. Interessant, ik zou juist stellen: al 4 op de 5 diagnoses juist!

De Consumentenbond had een groep leden allemaal een lijst symptomen meegegeven. Zij moesten zelf, met behulp van Google ontdekken bij welke diagnose dit hoorde. Gewone mensen, geen medische achtergrond, en dan in 80% van de gevallen tot de juiste diagnose komen. Ik vond het eigenlijk best knap! Maar dus ook 20% foute diagnoses. Dus is het nu goed dat mensen hun symptomen op internet opzoeken of niet?

Eigenlijk is het antwoord op die vraag irrelevant. Feit is nu eenmaal dat steeds meer mensen hun symptomen opzoeken. Belangrijk is daarbij vooral dat ze op de juiste plek zoeken, dat ze betrouwbare informatie vinden, begrijpelijke informatie, relevante informatie waar ze iets aan hebben tijdens hun gesprek met de arts en tijdens het kiezen of volgen van een behandeling. Gelukkig gaat de overgrote meerderheid al met de gevonden informatie terug naar de arts. Als we er dus voor kunnen zorgen dat mensen op de juiste plek zoeken, zal dat in veel gevallen bijdragen aan betere keuzes / verwachtingen / therapietrouw / resultaten.

Gelukkig is hier in een aantal ziekenhuizen al aandacht voor, toch kan het in mijn optiek op veel plekken nog een stuk beter. Het beste voorbeeld vind ik nog altijd het ziekenhuis waar patiënten eerst keuze-informatie krijgen van hun behandelend arts en daarna van de verpleegkundige. Vervolgens kunnen ze thuis zaken nalezen én krijgen ze betrouwbare websites mee. Tenslotte is er de mogelijkheid te bellen met patiënten die eerder voor deze keuze stonden. Een prachtige mix, die leidt tot veel betere gesprekken én resultaten. (Lees er meer over in “De patiënt komt zo bij u”.)

Zorg er dus voor dat je weet waar betrouwbare informatie te vinden is en geef die op verschillende manieren aan patiënten, dan worden we allemaal beter.

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Leren te leren

Recent berichtte het DICA dat goede registratie honderden ziekenhuisdoden kan schelen, (lees het hier op de site van BNR). Natuurlijk maakt de registratie op zich niet het verschil, maar het feit dat artsen nu kunnen leren welke methode het beste werkt. En wat ‘het beste’ is, is gebaseerd op de resultaten van de behandeling. In het bijzonder het aantal sterfgevallen. Goede registratie levert de benodigde data hiervoor.

En nu blijkt: als je ziet dat je niet de beste bent, ga je actie ondernemen om dat te worden. Als je wel de beste bent is dat een prachtige stimulans om nog beter te worden en echt te excelleren! Dan is het nog wel nodig dat artsen ‘leren om te leren’. DICA zegt hierover: “we weten dat het openbaar maken van die gegevens ook een prikkel is voor zorgverleners om een tandje bij te zetten en het nog beter te doen.

Met de hoge werkdruk vandaag de dag wil ik echter stellen dat het vrijwel onmogelijk is er nóg een tandje bij te zetten. Wat we moeten leren is hoe op een slimme manier te leren. Zodat iedereen betere resultaten levert, minder fouten hoeft te herstellen en hierdoor een beetje tijd overhoudt. Deze tijd kan weer gebruikt worden om nog slimmer te leren werken/behandelen/diagnosticeren, waardoor er weer meer tijd overblijft. Een ding is zeker namelijk: aan het leren en aan het verbeteren van de zorg komt geen einde.

Eigenlijk is het best bijzonder dat artsen moeten leren te leren. Als er één groep is die lang in de schoolbanken heeft gezeten, dan zijn het wel artsen. Toch is die manier van leren niet de meest effectieve als je je vaardigheden steeds verder wilt aanscherpen en aanpassen. De manier waarop geneeskundestudenten leren is nog erg gebaseerd op boeken, waarin ‘de waarheid’ staat, die je vervolgens uit je hoofd moet leren.

Hoe anders is het leertraject als je operazanger bent. Natuurlijk moet je noten kunnen lezen en het helpt ook als je iets begrijpt van de achtergrond van de stukken die je zingt. Toch stellen we ons een operazanger-in-opleiding vooral voor op het podium van een lege zaal. Waar je oefent en oefent en oefent. En waar een valse noot of mislukte uithaal geen probleem is. Natuurlijk oefenen studenten geneeskunde ook, toch is het maken van fouten bij hen niet altijd zonder gevolgen.

Een ander aspect is dat een operazanger altijd blijft leren, blijft oefenen, zichzelf blijft evalueren en beter wil worden. Uiteraard halen artsen ook braaf hun Permante-Educatie-punten, maar van continu jezelf aanscherpen,  blijven evalueren en blijven leren lijkt in de praktijk minder sprake. Ik ben ervan overtuigd dat het merendeel van de artsen dit wel zou willen, graag zelfs. Helaas speelt ook hier de extreem hoge werkdruk weer een rol.

Daarom is het belangrijk klein te beginnen. Misschien slechts met het stellen van een vraag. Stel uzelf na de volgende afspraak/operatie/vergadering eens af: Als ik operazanger was, hoe zou ik mijn handelen dan beoordelen? En wat kan ik doen om het de volgende keer nog beter te doen? En hoe zorg ik ervoor dat wat nu goed ging, de volgende keer weer goed gaat?

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

De toekomst van Geneeskunde-onderwijs

Kort geleden mocht ik les geven aan studenten Geneeskunde van de Radboud Universiteit. En niet alleen aan studenten, ook aan patiënten. In dezelfde groep dus. Het is onderdeel van het promotie-onderzoek van Thomas Vijn, binnen IQ Healthcare, een onderzoekscentrum van de universiteit.

Het revolutionaire en toch zo eenvoudige idee is om studenten en patiënten gezamenlijk op te leiden. De hypothese is dat je hierdoor betere artsen én betere patiënten krijgt. En dus betere zorg.

De sfeer tijdens de 2 uur durende sessie was heel bijzonder. Er was duidelijk sprake van gelijkwaardigheid tussen de artsen in spe en de patiënten. Bovendien waren zij zich steeds ook bewust van het perspectief van de ander, wat duidelijk bleek in de vragen die werden gesteld en tijdens de rollenspellen. Die verliepen in grote lijnen hetzelfde als een ‘normaal’ consult, maar tegelijkertijd waren ze compleet anders, juist door die andere sfeer.

Op deze manier creëer je geen kloof tussen artsen en patiënten, dus hoef je hem later ook niet te dichten. Dat voorkomt veel problemen. Verder was het mooi dat zowel de patiënten als de artsen in spe zich erg prettig voelden tijdens de rollenspellen. Een van de patiënten benoemde het zo: “Voor het eerst sinds jaren voel ik me geen patiënt als ik met een arts spreek.” Ook de studenten geneeskunde gaven aan dat juist deze manier van samenwerken en belangrijke reden voor hen was om te kiezen voor geneeskunde.

Ook bleek dat het één leidt tot het ander:  In de rollenspellen kwam onder andere het maken van een vervolgafspraak een bod. De standaard in dit scenario is: over 3 maanden komt de patiënt terug voor controle. Drie maanden is echter voor geen enkele patiënt de juiste termijn. Met sommige patiënten is er eerder iets aan de hand. 3 maanden is voor hen te laat. Met andere patiënten loopt alles prima, langskomen na 3 maanden is voor hen niet nodig (met no-shows dan wel nutteloze gesprekken tot gevolg).

Uit onderzoek blijkt dat het beter werkt om af te spreken dat de patiënt contact opneemt op het moment dat hij dat wil. Een van de artsen in spe gaf echter aan dat dat niet mogelijk is. Als je belt voor een afspraak ben je op zijn vroegst over een maand aan de beurt. Dat klopt helemaal en dat is het geval omdat we het zo georganiseerd hebben. Als we willen kunnen we het anders organiseren. Beter en slimmer.

Als bedrijfskundige wordt ik hier heel blij van. Als artsen iets willen veranderen, wordt het namelijk veel makkelijker de werkwijzen in het ziekenhuis aan te passen. En zo komen we weer een stap dichter bij de beste zorg. Een mooi spin-off effect van dit onderzoek.

Dit was overigens nog maar de eerste pilot uit het promotieonderzoek, met een kleine groep reumapatiënten en een gelijk aantal studenten. Er volgen meer pilots: met grotere groepen en met andere (chronische) aandoeningen. In de planning staan o.a. diabetes en borstkanker.

Uiteindelijke doel is te ontdekken wat het beste werkt en dit op te nemen in het standaard curriculum voor geneeskunde studenten. Misschien kun je een dergelijke opleiding ook verplicht stellen voor (langdurige) patiënten? Of het hen in ieder geval sterk aanraden? Dat zou mij geen slecht idee lijken.

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

40 zaken die je moet weten over onnodig behandelen

Recent heeft de NFU (de acht academische ziekenhuizen) een lijst opgesteld van zinloze behandelingen. Bijzonder dat die er zijn en goed dat ze in kaart zijn gebracht. Deze maand gaat het artikel over de 40 zaken die je moet weten over onnodig behandelen:

  1. Er zijn 1366 niet-doen-verrichtingen in kaart gebracht
  2. Voor deze verrichtingen bestaat geen wetenschappelijk bewijs
  3. Dit geldt overigens voor de helft van alles wat artsen doen
  4. Gelukkig is niet de helft zinloos, maar ‘slechts’ 1366 zaken
  5. 33% van de lijst gaat over nutteloze onderzoeken tijdens de diagnosefase
  6. Denk bijvoorbeeld aan een kijkoperatie bij knieklachten
  7. 40% van de lijst gaat over nutteloze medicatie
  8. Of te zware medicatie, die niet effectiever is dan lichtere medicatie
  9. Maar die wel meer bijwerkingen heeft voor de patiënt
  10. Hoe komt het nu dat artsen onnodige verrichtingen doen?
  11. Voor een groot deel doordat ze het zo hebben geleerd tijdens hun opleiding
  12. Of omdat ze het collega’s zien doen
  13. Of omdat behandelen nu eenmaal meer oplevert dan niet behandelen
  14. Of omdat behandelen makkelijker is dan praten
  15. Of omdat de patiënt om een nutteloze behandeling vraagt / deze eist
  16. Of omdat we nu eenmaal DBC’s hebben, dan moet er toch een B plaatsvinden
  17. Of voor de zekerheid (toch nog een extra scan)
  18. Of omdat het IT-systeem alleen werkt met waarden uit ons eigen lab
  19. Of omdat we het nu eenmaal altijd zo doen
  20. Is het erg dat er onnodige verrichtingen plaatsvinden? Ja, om meerdere redenen
  21. Het kost veel tijd van een toch al overbelaste groep mensen
  22. Andere patiënten moeten langer wachten op een nuttige verrichting als er patiënten voor hen zijn die nutteloze verrichtingen krijgen
  23. Ook bij onnodige verrichtingen kunnen er complicaties optreden waar de patiënt last van heeft
  24. Denk aan het te lang laten zitten van infuus of katheter, waardoor een infectie ontstaat
  25. En nutteloze medicatie heeft bijwerkingen waar de patiënt last van heeft
  26. En hierdoor blijft de patiënt langer ziek thuis van het werk
  27. En nutteloze verrichtingen kosten veel geld
  28. Als de patiënt nog eigen risico ‘over’ heeft, merkt hij dit direct in zijn portemonnee
  29. Het ziekenhuis bereikt het afgesproken plafond met de zorgverzekeraar eerder
  30. Hoe veranderen we dit?
  31. Door meer wetenschappelijk onderzoek dat (non)resultaten aantoont
  32. Door meer onderzoek dat vaststelt bij welke patiënt een middel werkt en bij welke niet
  33. Door artsen m.b.v. spiegelinformatie zelf hun resultaten te laten verbeteren
  34. Door verzekeraars ziekenhuizen te laten kiezen op kwaliteit, niet op kosten
  35. Door patiënten vooraf te informeren over slagingspercentages van alle opties, ook van ‘niets doen
  36. Is er ook goed nieuws? Ja, we zijn al op de goede weg
  37. Vrijwel alle specialistenverenigingen onderzoeken verbeteringen
  38. Er worden al veel minde verstandskiezen preventief getrokken
  39. Er worden al veel minder buisjes in kinderoren geplaatst
  40. Kortom: Door samen te werken maken we de zorg beter én goedkoper

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Patiënten, vrouwen en kinderen eerst

Op schepen gold vroeger het credo “vrouwen en kinderen eerst”. Zij zijn immers zwak en kunnen zichzelf niet redden. In ziekenhuizen geldt het credo “de patiënt staat centraal”. Wat zegt dit over hoe ziekenhuizen naar patiënten kijken?

In het verleden hebben we al een aantal succesvolle emancipatiegolven gehad. Vrouwenemancipatie bijvoorbeeld. Waarom was dat zo succesvol? Omdat het de vrouwen waren die massaal hun BH’s uittrokken en duidelijk maakten dat zij niet op hun trouwdag hun verstand verloren. Daarna gingen de mannen hen anders behandelen. Homo-emancipatie is ook een mooi voorbeeld. Dit heeft gewerkt omdat het de homo’s zelf waren die vonden dat zij gewoon met hun vriend hand-in-hand op straat moesten kunnen lopen. Vervolgens gingen de hetero’s ze anders bekijken.

Nu gaat het over patiënten-emancipatie en natuurlijk kan deze emancipatiegolf alleen maar vanuit de patiënt zelf komen. Anders krijg je de situatie zoals we die kennen van de kinderbescherming. Kinderen zijn te zwak om zichzelf te organiseren en worden door de ‘grote mensen’ bemoederd. Op deze manier versterkt kinderbescherming bovendien alleen maar het beeld van het zwakke kind dat niet voor zichzelf kan opkomen.

Laten we niet in deze valkuil stappen bij de patiënt. Natuurlijk mankeren patiënten iets, maar ze zijn zeker in staat om voor hun belang op te komen. Als ze tenminste niet sufbemoederd worden. Uitgaan van hun mogelijkheden en kracht is van essentieel belang, anders krijgen we patiënten-bescherming en geen patiënten-empowerment.

Daarom moet ‘het ziekenhuis’ of ‘de arts’ dus nooit de patiënt centraal stellen. Alleen de patiënt zelf kan de patiënt centraal stellen. Wat kan het ziekenhuis of de arts dan wel doen? Ervan uitgaan dat er een krachtige en competente patiënt zal binnenstappen. En daar je werkwijze op aanpassen. Hoe?

Op het jubileum was ook Epke
Op het jubileum was ook Epke, arts in opleiding en mijn held, omdat hij mijn oudste dochter aan het sporten heeft gekregen!

Vorige week was ik op het jubileum van de Vereniging van Ziekenhuizen, waar ik o.a. de volgende praktische, en soms ook controversiële, adviezen heb gegeven. Hier weergegeven zonder nuancering en mitsen en maren. Al deze zaken vinden al plaats in sommige ziekenhuizen, als experiment of als standaard werkwijze:

  • Ga altijd uit van gezamenlijke verantwoordelijkheid van patiënt en arts
  • Laat patiënten verplicht het consult voorbereiden, bijvoorbeeld door hun vragen op papier te zetten
  • Geef patiënten standaard een lege option grid, waarin ze in dialoog met de arts/verpleegkundige zelf alle behandelopties opschrijven
  • Leg mensen die een electieve operatie ondergaan niet al vóór de operatie in bed
  • Laat mensen in het ziekenhuis zelf hun medicatie beheren en innemen

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Wil je veel weten van weinig, of weinig van veel?

Het Amerikaanse Lakeland Regional Medical Center in Florida behaalt zeer goede resultaten met een radicale de-centralisatie, waarbij een team van slechts 2 mensen 80% tot 90% van alle werkzaamheden uitvoert voor een patiënt die is opgenomen in het ziekenhuis. Zo’n mini-team zorgt voor 6 patiënten. De zorg die ze niet zelf kunnen uitvoeren (zoals het maken van een röntgenfoto of het uitvoeren van een operatie), regelen ze binnen het eigen organisatieonderdeel.

Het resultaat? Zowel patiënten als medewerkers wachten veel minder. Uitslagen zijn sneller bekend. Er sterven minder patiënten dan gemiddeld. Er worden nauwelijks medicatiefouten gemaakt. Er is een zeer laag verloop. De kosten zijn lager. Tevredenheid van patiënten, medewerkers en artsen is hoog.

Dit alles vond plaats in het jaar 1993, meer dan 2 decennia later zou je denken dat ieder ziekenhuis inmiddels op deze succesvolle manier werkt.

Tegelijkertijd zien we in veel ziekenhuizen dat er sprake is van een ‘superspecialisatie’ binnen het ziekenhuis. Zowel binnen de medische staf, als onder verpleegkundigen en zelfs onder facilitaire medewerkers. En ook dat is in het belang van de patiënt. Wie wil immers niet die superspecialist die de beste van het land is in het uitvoeren van zijn gewenste type heupoperatie. En wie wil niet uitgebreid kunnen spreken met die verpleegkundig specialist die alles weet van haar specifieke subtype borstkanker.

Voor de patiënt levert generaliseren het voordeel van het hebben van een persoonlijk aanspreekpunt dat flexibel is en precies kan inspelen op zijn wensen. Maar die generalist kan natuurlijk niet alles perfect. De superspecialist is (bijna) perfect op zijn gebied. Maar hoe ziet iemand door alle bomen het bos. En wil de patiënt echt tientallen personen zijn verhaal vertellen en wachten tot alle afzonderlijke radertjes in beweging zijn gekomen, hopelijk goed geschakeld.

Voor de medewerker of arts kan superspecialist zijn heel interessant zijn. Als je het goed aanpakt is er niemand te vinden die kan wat jij kan. Tegelijkertijd ben je slechts een kleine schakel in de keten en is het lastig te weten of jouw bijdrage in het geheel nu van nut is geweest of niet. Als generalist zie je direct wat je bijdrage is en kun je met een voldaan gevoel naar huis. Waarschijnlijk ook heel moe, want je moet de hele dag inspelen op wat er nodig is en geen dag zal hetzelfde zijn.

We zijn in de meeste ziekenhuizen verder en verder aan het specialiseren. Zijn we doorgeschoten? Het zou heel goed zijn nog eens te kijken naar het voorbeeld van het Lakeland ziekenhuis. Dat niet klakkeloos overnemen, maar wel kijken of we een aantal voordelen van generalisatie over kunnen nemen. De waarheid ligt ook hier in het midden.

En het Lakeland Regional Health Center? Dat gaat gewoon door met zaken beter maken voor de patiënt en wint nog steeds veel prijzen. Bekijk bijvoorbeeld in dit filmpje wat zij recent hebben veranderd binnen de Spoedeisende Hulp (filmpje duurt 2 minuten).

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Patiëntgerichte zorg: wat moet ik er mee?

Het zal u niet ontgaan zijn dat de patiënt momenteel centraal staat in de zorg. Op papier dan natuurlijk, op heel veel papier. De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) noemt ‘De patiënt als partner’ zelfs als eerste van zijn negen speerpunten uit het strategiedocument ‘Zorg voor 2020’. De minister van Volksgezondheid schrijft in april 2016 in een brief aan de Tweede Kamer over de resultaten van maar liefst 53 acties in het kader van het ‘Jaar van de Transparantie’. En ikzelf schreef zelfs een heel boek vol over wat patiënten zelf kunnen doen om betere zorg te krijgen: ‘De Power Patiënt’.
In verband daarmee geef ik veel lezingen, onder andere voor patiëntenverenigingen, en steeds stel ik mensen de vraag: “Als u als patiënt in het ziekenhuis bent, wat doet u dan het grootste deel van uw tijd?“. Ik krijg altijd hetzelfde antwoord: “Wachten“.

Staat de patiënt centraal in de praktijk? Nog niet in ieder geval. Moet de patiënt centraal staan? Ik ben ervan overtuigd dat dat grote voordelen heeft. Voor artsen en verpleegkundigen, voor de maatschappij als geheel en voor de patiënt zelf natuurlijk. En gelukkig ben ik niet de enige die er zo over denkt, er zijn hele studies uitgevoerd naar de effecten van Patient Centered Care en Value Based Healthcare. Wat betekent dat nu voor u als zorgbestuurder of beleidsmaker? Wat kunt u er mee? Wat moet u ermee?

Wat niet helpt, is dat we de huidige werkwijze en vooral de huidige manier van organiseren altijd al zo gewend zijn. We zien normaliter niet zo gemakkelijk hoe het beter kan. Als bedrijfskundige houd ik ervan te leren van wat er in andere sectoren aan ontwikkelingen en innovaties is. Neem bijvoorbeeld de vliegtuigindustrie. De volgende keer dat u over een vliegveld wandelt, denk dan eens na over hoe intuïtief de logistiek in uw ziekenhuis is. En als u door de verplichte veiligheidsscreening gaat, bedenk dan hoe soepel of traag verloopt de verplichte pre-operatieve screening in uw ziekenhuis loopt. Weet u overigens waarom een passagiersvliegtuig geen schietstoel heeft voor de piloot? Technologisch gezien is het geen enkel probleem om hem in te bouwen, natuurlijk. Het feit dat de piloot er (ook) niet uit kan, helpt echter bij het nemen van klantgerichte beslissingen. Zo’n piloot doet toch net iets harder zijn best de kist veilig aan de grond te krijgen…

Het kan ook dichter bij huis: Bezoek uw eigen ziekenhuis eens als patiënt. De beste ervaring krijgt u natuurlijk als u daadwerkelijk iets mankeert. Als u kerngezond bent, kunt u ook doen alsof u ziek bent (uiteraard vertelt u dit aan alle zorgprofessionals die u tegenkomt) en vervolgens het proces van een echte patiënt doorlopen. Net als in het Britse tv-programma ‘Undercover Boss’, waarin CEO’s een paar dagen hun eigen werkvloer bezoeken, opent dit vaak veel ogen. En leidt het bovenal tot een andere manier van kijken. En daar waren we naar op zoek.

U kunt ook gebruik maken van de mooie voorbeelden die er al zijn in andere ziekenhuizen, zowel in Nederland als erbuiten. U vindt er veel op de NVZ-site. En dan niet denken ‘Not invented here’ of ‘Bij ons is dat toch anders’, maar proberen te zien wat er wel werkt of kan werken in uw ziekenhuis.

03. Work together as a teamMijn laatste advies betreft het lezen van ‘De Power Patiënt’ , tegenwoordig ook als e-book verkrijgbaar en zelfs als TED-talk. Het bevat veel ervaringen van zowel patiënten als artsen over wat zij zoal meemaken en geeft een mooie toekomstvisie op hoe onze zorg eruit kan zien als de patiënt daadwerkelijk centraal komt te staan.

Ik wens u allen een mooie patient journey en hoor graag uw reisverhalen.

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button