Categorie archieven: De patiënt

Als LSD niet voldoende is

Dit keer een artikel met persoonlijke ontboezemingen, frustraties en inzichten:

Elk jaar herlees ik het boek “The 7 habits of highly effective people” van Stephen Covey. Er zijn weinig boeken die me telkens weer zoveel inspiratie geven en waar ik steeds nieuwe zaken uit haal. Dit jaar vond ik een van de belangrijkste ‘nieuwe’ inzichten bij het principe “eerst begrijpen, dan begrepen worden”. Het ging over verschillende niveaus waarop je kunt luisteren:

  1. Niet luisteren, gaat mij in sommige gezelschappen heel goed af…
  2. Doen alsof je luistert, je zegt dan bijvoorbeeld af en toe: “ja, ja”.
  3. Selectief luisteren, oftewel alleen horen wat je aanstaat.
  4. Luisteren met aandacht. Nu luister je echt naar de woorden die de ander uitspreekt.

Op dit vierde en hoogste niveau, vind je in de befaamde LSD-techniek: Luisteren, Samenvatten, Doorvragen. Volgens de theorie doe je het dan al heel goed, je hoort daadwerkelijk wat de ander zegt en gaat een echte dialoog aan.

Dat laatste is echter helemaal niet de bedoeling volgens Covey en is nu precies het probleem: We luisteren vaak om antwoord te kunnen geven. Of we luisteren alleen om te weten wanneer we ons eigen verhaal kunnen starten. Of we luisteren om een herkenningspunt te vinden, zodat we kunnen zeggen: “O, ik weet precies wat je bedoelt, ik zal je vertellen hoe dat bij mij ging.”

En daarmee missen we het 5e niveau van luisteren: Empathisch luisteren. Dat is luisteren met de intentie om de ander daadwerkelijk te begrijpen. Hiervoor moet je bewust afscheid nemen van je eigen referentiekader en je verplaatsen in dat van de ander. Begrijpen hoe hij de wereld ervaart en voelen wat hij voelt.

Voor mijzelf zie ik hier nog duidelijk ruimte voor verbetering. En ook in de spreekkamer kan naar mijn mening nog meer empathisch geluisterd worden, door de dokter én door mijzelf overigens. Zo zoeken artsen vaak naar wat ze kennen, hier is de opleiding ook op gericht. Zeker bij patiënten met een zeldzame of a-typische aandoening kan hierdoor gemakkelijk een verkeerde diagnose gesteld worden. Zo ben ik al gediagnosticeerd met (en behandeld voor) astma, hooikoorts en andere allergieën. Uiteraard bleven mijn klachten. Zeker als eerder al een verkeerde diagnose is gesteld, kan empathisch luisteren een groot verschil maken om het de tweede keer wel juist te krijgen.

Ook de patiënt hoort natuurlijk graag wat hij wil horen en is minder goed bekend met het referentiekader van de arts. Zo heb ik zelf jaren last gehad van nare hoestbuien. Veel artsen hebben in die periode naar mijn longen geluisterd en bijna allemaal zeiden ze “je longen zijn schoon”. Heel frustrerend, want er kwam voortdurend ’troep’ uit, hoezo schoon? De arts was echter meestal van mening: “Het is heel goed dat de zaak los komt.” Ik dacht dan alleen maar: dat kan wel zijn, maar mijn probleem is nu juist dat ik de hele dag loop te hoesten. Zucht. Zo komen we natuurlijk niet verder.

Wellicht had empathisch luisteren en het referentiekader van de arts doorgronden mij kunnen helpen eerder van mijn klachten af te komen. Zo helpt Covey mij ook dit jaar weer te leren en help ik hierdoor hopelijk mijzelf om betere zorg te krijgen.

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

De kracht van verhalen

Sinds ik ben begonnen met De Power Patiënt krijg ik verhalen van mensen te horen. Zowel van patiënten als artsen en andere zorgprofessionals. Ik was in het begin verbaasd dat ik (ongevraagd) heel vaak een persoonlijk verhaal te horen kreeg. Inmiddels heb ik geleerd dat vrijwel iedereen een verhaal heeft. En gaat het niet over jezelf, dan gaat het wel over je kind, zus of directe collega.

Er zijn verhalen en verhalen. Persoonlijk houd ik het meest van opbouwende verhalen, natuurlijk mag er best een beetje in geklaagd worden, maar ik denk nu eenmaal dat we van opbouwende verhalen het meest kunnen leren en dat ze heel krachtig zijn om zaken in de toekomst beter te laten verlopen.

In “De Power Patiënt” zijn zo’n 20 verhalen opgenomen. Verhalen van waar het al goed gaat en verhalen van wat er beter kan. Beide categorieën zijn zeer geschikt om van te leren. Omdat er natuurlijk steeds nieuwe verhalen bij komen, zet ik deze keer graag een aantal bijzondere verhalen (en bijzondere mensen) in het zonnetje:

Marga Kuitenbrouwer is hartpatiënte en schrijft openhartig met humor, kennis en inzicht over het leven met een aangeboren hartafwijking, een hartklep-operatie en het veranderde leven hierna. Veel van de columns op deze site zijn interessant. Een van de beste vind ik Medische Buddy.

Brigitte Filippini leeft met Hashimoto, een auto-immuunziekte. Op haar site staan veel verhalen en veel adviezen voor anderen met deze aandoening. Hoe een ziekte je leven kan veranderen en uiteindelijk ook je werk kan worden.

Ook Anne-Miek Vroom heeft ziekte en werk deels met elkaar gecombineerd. Anne-Miek heeft osteogenesis imperfecta (broze botten) en ondervindt daar heel wat last van in het dagelijks leven. Zij is overigens ook ‘gewoon’ medisch socioloog. Op haar site zijn veel verhalen te vinden, onder andere haar brief aan de Koning maakt veel indruk. Wat een verhaal en wat een krachtige vrouw die zo kan schrijven.

Tot zover de inspiratie, weet me te vinden voor meer mooie en leerzame verhalen, ik hoor ze graag.

Samen voor steeds betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Leuk boek hoor, maar ik heb er weinig aan

Deze bijzondere conversatie voerde ik laatst met een lezer van de Powerpatiënt:

PowerPatiënt: “Ik pak je boek er de laatste tijds steeds bij”
Ik: “Ah, goed om te horen. En wat heb je eraan?”
PowerPatiënt: “Vrij weinig!”
Ik: “…”
En een paar seconden later:
PowerPatiënt: “Ja, nou, zo bedoelde ik het niet hoor.
Maar die ziekenhuizen zeg, als die nou eens mee zouden werken…

Het is altijd fijn om Power Patiënten tegen te komen, patiënten die de regie nemen over hun eigen zorg en er samen met hun arts voor zorgen dat ze de beste zorg krijgen. De meeste van hen zijn enthousiast en kunnen zich niet (meer) voorstellen geen Power Patiënt te zijn.

En tegelijkertijd is het ‘Power-Patiënt-schap’ voor veel patiënten ook een last. Het kost namelijk erg veel tijd en veel frustratie. Een paar voorbeelden van uitspraken van Power Patiënten:

“Ik bel altijd voor de afspraak op om de afspraak te checken. Met enige regelmaat blijkt dan dat bepaalde gegevens nog niet binnen zijn of dat een dossier niet is opgestuurd. Soms wordt dat dan alsnog snel geregeld, soms moet de afspraak verzet worden.”

“De operatie stond al gepland in <streekziekenhuis>, waar ze ons hadden verteld dat ze die prima kunnen uitvoeren. Nadat we het op andere plekken hadden nagevraagd bleek dat ze die operatie daar echter nauwelijks doen. We zijn toen overgestapt naar <gespecialiseerd ziekenhuis>. Dat kostte veel moeite, maar we krijgen nu wel de beste zorg.”

“We nemen elk gesprek op, de arts vindt dat ook prima. Thuis luisteren we de opname 4 keer af en we horen elke keer nieuwe dingen.”

“Als ik in de wachtkamer zit bij de cardioloog en ik zie al die oudjes daar zitten, vraag ik me af hoe zij dat doen. Ze maken geen actieve indruk. Ik maak me echt zorgen over wat er met hen gebeurt als er iets mis gaat.”

Deze voorbeelden maken duidelijk dat het veel oplevert om Power Patiënt te zijn, en dat het tegelijkertijd ook veel kost. In dat opzicht lijken de Power Patiënten van vandaag op de voorvechters voor vrouwen- of homo-rechten uit het verleden. Ook zij ondervonden persoonlijk veel last van hun inspanningen. En nu kunnen alle anderen hiervan profiteren.

Ik vrees dat de huidige Power Patiënten hetzelfde lot hebben. Natuurlijk zijn er al (veel) artsen die de patiënt centraal zetten en als gelijkwaardig partner beschouwen. En er zijn ook steeds meer ziekenhuizen die de zorg rondom de patiënt (willen) organiseren. Tot het moment dat alle artsen en ziekenhuizen dat doen, zullen Power Patiënten echter tegen barrières aanlopen. En juist doordat ze tegen die barrières blijven duwen, zullen ze op termijn verdwijnen en zal iedere patiënt van patiëntgerichte zorg kunnen profiteren.

Het is dus nog even doorzetten voor mijn lezer uit het begin van dit artikel. En nog even verzuchten: “Maar die ziekenhuizen zeg, als die nou eens mee zouden werken…” Toch is het slechts een kwestie van tijd dat we dat punt bereiken en dat zelfs de meest angstige en minst assertieve patiënt de beste zorg krijgt.

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Wat is het verschil tussen een Japanner en een Brit?

Kort geleden bezochten wij met zorg-klanten een Toyota-motoren-fabriek in Wales.
Deze fabriek, de oudste van Toyota in Europa, bestaat ruim 25 jaar en is al 25 jaar aan het verbeteren. De blik is ook hier op de lange termijn gericht, ook als dat op korte termijn geld kost. Het gaat immers om duurzaam bestaan.

Dat bleek o.a. in 2008 en 2009. De automarkt stortte wereldwijd in. De klantvraag liep met meer dan de helft terug. Toch is niemand ontslagen! De ‘members’ (zo noemt Toyota zijn medewerkers!) die ineens ‘over’ waren zijn uit het primaire proces gehaald en in zogenaamde Kaizen-teams gezet, op zoek naar verbetermogelijkheden. Zij vonden besparingen ter waarde van meer dan 10 miljoen Engelse Pond, en verdienden zichzelf daarmee al ruimschoots terug!

Met de weer aantrekkende markt waren de intensief getrainde en met het proces vertrouwde medewerkers nog gewoon in dienst, dus konden zij zo weer meedraaien. Wat een verschil met bedrijven waar ontslagrondes zijn geweest en die nieuwe mensen moesten aantrekken die het bedrijf eerst moeten leren kennen.

Wij hadden het voorrecht de Britten in actie te zien in dat Japanse bedrijf met zijn Japanse manier van continu verbeteren. Onze verbazing was groot: het bedrijf ademt dezelfde cultuur als die wij ook al bij Toyota in Japan zelf ervoeren én bij Scania in Zwolle, dat ook 20 jaar zichzelf verbetert. Maar dan in Nederland en niet eens binnen het Toyota-bedrijf.

De verhalen waren hetzelfde. De overtuigingen en stijl ook. Alles gericht op mensen helpen ontwikkelen om elke dag te verbeteren. De serene rust waarin iedereen heel gestructureerd zijn werk doet in een indrukwekkend stabiele ‘flow’. En dan toch nog tientallen keer per dag aan de ‘andon’ (het koord) trekken, omdat zij weer een nieuwe verbeterkans zien, waar elke keer van wordt geleerd!

We mochten in de fabriek helaas niet filmen of fotograferen. James May van TopGear mocht dat wel: 

https://www.youtube.com/watch?v=o5GzHHE3udU

Onze gasten uit de verpleeghuissector waren ook diep onder de indruk.”dat alles op de eigen juiste plek staat en op de juiste tijd wordt aangegeven; het pull principe: pas iets gaan doen als de klant er om vraagt, dus niet vooruit werken en vermijdbare voorraden maken”, “dat de verplegende en verzorgende zich eigenlijk ook niet druk moeten hoeven maken hoeven om van alles te zoeken en te bestellen. Het zou er gewoon moeten zijn.” “In ons werk is sprake van een mens en geen motor. Toch denk ik dat er kansen liggen in standaardiseren wat kan, zodat er tijd/ ruimte ontstaat voor de bewoner. In slimmer werken liggen ook kansen. We verspillen nu veel onnodige tijd en energie“. “Een heel inspirerende dag, die ik ervaren heb als een kadootje! Vooral naderhand komen er steeds meer dingen in me op waar we wat mee zouden kunnen. Heeeel veel dank!!!!! ”

Wil Konings en Mauk van Heemstra

Share Button

To experiment or not to experiment

Het vorige artikel ging over het omgaan met ‘nee-zeggers’ en adviseerde onder andere over het uitvoeren van experimenten. Dit artikel gaf enige onduidelijkheid, vooral over de term “experiment”. Ik had me natuurlijk moeten realiseren dat dat in wetenschappelijke kringen een heel andere betekenis heeft. Mijn ‘experiment’ zou ik misschien eerder ’test’ of ‘proef’ of zelfs ‘pilot’ moeten noemen. Het is vooral veel kleiner en sneller uit te voeren dan een wetenschappelijk verantwoord experiment, dat vaak langdurig is, een controlegroep bevat, etc.

Daarom dit keer een voorbeeld van wat voor mij een geslaagd experiment is. Deze casus speelde enige tijd terug bij een klant van mij:

Op een ziekenhuispoli kwam tijdens het spreekuur veel telefoonverkeer binnen. Dit verhoogde de toch al hoge werkdruk voor de poli-verpleegkundigen. Een groot aantal telefoontjes waren van patiënten die wilden weten hoe laat ze zich moesten melden voor hun operatie. De verpleegkundigen konden dit vrijwel nooit vertellen, aangezien de operatietijd (en dus de meldtijd) pas bepaald werd op de middag voor de operatie. Als je op dinsdag werd geopereerd, was de maandag ervoor om 14:00 bekend hoe laat je zou worden geopereerd. Deze tijden werden vanaf 14:00 aan de betreffende patiënten doorgebeld.

Veel patiënten klaagden hierover en wilden graag eerder de tijd weten, bijvoorbeeld omdat ze kinderopvang wilden regelen, of iemand om ze naar het ziekenhuis te rijden. De verpleegkundigen op de poli konden aan deze procedure niets veranderen en konden alleen maar blijven herhalen dat de patiënten de dag voor de operatie na 14:00 gebeld zouden worden met het antwoord.

Tot iemand op het volgende idee kwam: Zo’n 6 weken voor de operatie, wordt gepland op welke dag de operatie plaats zal vinden. En ook of die persoon in de ochtend of in de middag wordt geopereerd. In de ochtend werd er geopereerd tussen 9:00 en 11:30, waarbij de meeste operaties starten tussen 9:00 en 11:00. Dat betekent dat de patiënt zich waarschijnlijk ergens moet melden tussen 7:00 en 9:00.

Op het moment dat de operatiedatum bekend is, dus zo’n 6 weken voor de operatie, gaat er een brief met deze datum naar de patiënt. Het idee was nu om op deze brief ook het dagdeel te vermelden en de waarschijnlijke meldtijd (bijvoorbeeld “Tussen 7:00 en 9:00”). Met als toevoeging dat de exacte meldtijd de dag voor de operatie na 14:00 wordt doorgebeld.

Dit ‘experiment’ werd een paar weken uitgevoerd. Vervolgens werd gekeken welke invloed dit had op het inkomend telefoonverkeer. Dat nam significant af. De patiënt is nu beter geïnformeerd en de verpleegkundige kan zich bezig houden met het ‘echte’ poli-werk: experiment geslaagd!

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Dr. Google wordt steeds beter

Eerder dit jaar pakte de Consumentengids groot uit met een onderzoek naar hoe goed ‘Dr. Google’ inmiddels kan diagnosticeren. “1 op 5 diagnoses onjuist” stond in chocoladeletters op de cover. Interessant, ik zou juist stellen: al 4 op de 5 diagnoses juist!

De Consumentenbond had een groep leden allemaal een lijst symptomen meegegeven. Zij moesten zelf, met behulp van Google ontdekken bij welke diagnose dit hoorde. Gewone mensen, geen medische achtergrond, en dan in 80% van de gevallen tot de juiste diagnose komen. Ik vond het eigenlijk best knap! Maar dus ook 20% foute diagnoses. Dus is het nu goed dat mensen hun symptomen op internet opzoeken of niet?

hospital photoEigenlijk is het antwoord op die vraag irrelevant. Feit is nu eenmaal dat steeds meer mensen hun symptomen opzoeken. Belangrijk is daarbij vooral dat ze op de juiste plek zoeken, dat ze betrouwbare informatie vinden, begrijpelijke informatie, relevante informatie waar ze iets aan hebben tijdens hun gesprek met de arts en tijdens het kiezen of volgen van een behandeling. Gelukkig gaat de overgrote meerderheid al met de gevonden informatie terug naar de arts. Als we er dus voor kunnen zorgen dat mensen op de juiste plek zoeken, zal dat in veel gevallen bijdragen aan betere keuzes / verwachtingen / therapietrouw / resultaten.

Gelukkig is hier in een aantal ziekenhuizen al aandacht voor, toch kan het in mijn optiek op veel plekken nog een stuk beter. Het beste voorbeeld vind ik nog altijd het ziekenhuis waar patiënten eerst keuze-informatie krijgen van hun behandelend arts en daarna van de verpleegkundige. Vervolgens kunnen ze thuis zaken nalezen én krijgen ze betrouwbare websites mee. Tenslotte is er de mogelijkheid te bellen met patiënten die eerder voor deze keuze stonden. Een prachtige mix, die leidt tot veel betere gesprekken én resultaten. (Lees er meer over in “De patiënt komt zo bij u”.)

Zorg er dus voor dat je weet waar betrouwbare informatie te vinden is en geef die op verschillende manieren aan patiënten, dan worden we allemaal beter.

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button
Maria Callas, a masterful bel canto singer, performs in the title role of Bellini's Norma in Paris, May 23, 1964

Leren te leren

Recent berichtte het DICA dat goede registratie honderden ziekenhuisdoden kan schelen, (lees het hier op de site van BNR). Natuurlijk maakt de registratie op zich niet het verschil, maar het feit dat artsen nu kunnen leren welke methode het beste werkt. En wat ‘het beste’ is, is gebaseerd op de resultaten van de behandeling. In het bijzonder het aantal sterfgevallen. Goede registratie levert de benodigde data hiervoor.

En nu blijkt: als je ziet dat je niet de beste bent, ga je actie ondernemen om dat te worden. Als je wel de beste bent is dat een prachtige stimulans om nog beter te worden en echt te excelleren! Dan is het nog wel nodig dat artsen ‘leren om te leren’. DICA zegt hierover: “we weten dat het openbaar maken van die gegevens ook een prikkel is voor zorgverleners om een tandje bij te zetten en het nog beter te doen.

Met de hoge werkdruk vandaag de dag wil ik echter stellen dat het vrijwel onmogelijk is er nóg een tandje bij te zetten. Wat we moeten leren is hoe op een slimme manier te leren. Zodat iedereen betere resultaten levert, minder fouten hoeft te herstellen en hierdoor een beetje tijd overhoudt. Deze tijd kan weer gebruikt worden om nog slimmer te leren werken/behandelen/diagnosticeren, waardoor er weer meer tijd overblijft. Een ding is zeker namelijk: aan het leren en aan het verbeteren van de zorg komt geen einde.

leerboek photoEigenlijk is het best bijzonder dat artsen moeten leren te leren. Als er één groep is die lang in de schoolbanken heeft gezeten, dan zijn het wel artsen. Toch is die manier van leren niet de meest effectieve als je je vaardigheden steeds verder wilt aanscherpen en aanpassen. De manier waarop geneeskundestudenten leren is nog erg gebaseerd op boeken, waarin ‘de waarheid’ staat, die je vervolgens uit je hoofd moet leren.

Hoe anders is het leertraject als je operazanger bent. Natuurlijk moet je noten kunnen lezen en het helpt ook als je iets begrijpt van de achtergrond van de stukken die je zingt. Toch stellen we ons een operazanger-in-opleiding vooral voor op het podium van een lege zaal. Waar je oefent en oefent en oefent. En waar een valse noot of mislukte uithaal geen probleem is. Natuurlijk oefenen studenten geneeskunde ook, toch is het maken van fouten bij hen niet altijd zonder gevolgen.

Een ander aspect is dat een operazanger altijd blijft leren, blijft oefenen, zichzelf blijft evalueren en beter wil worden. Uiteraard halen artsen ook braaf hun Permante-Educatie-punten, maar van continu jezelf aanscherpen,  blijven evalueren en blijven leren lijkt in de praktijk minder sprake. Ik ben ervan overtuigd dat het merendeel van de artsen dit wel zou willen, graag zelfs. Helaas speelt ook hier de extreem hoge werkdruk weer een rol.

Daarom is het belangrijk klein te beginnen. Misschien slechts met het stellen van een vraag. Stel uzelf na de volgende afspraak/operatie/vergadering eens af: Als ik operazanger was, hoe zou ik mijn handelen dan beoordelen? En wat kan ik doen om het de volgende keer nog beter te doen? En hoe zorg ik ervoor dat wat nu goed ging, de volgende keer weer goed gaat?

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Aannames en ezels

Op een afdeling in een ziekenhuis mogen patiënten na een bepaalde operatie alleen vloeibaar voedsel eten. Dit weet iedereen, het is dan ook al jaren de afspraak en gaat vrijwel altijd goed. Dan doet het ziekenhuis een onderzoek naar de wensen van de patiënt en hoe zij nog betere service kunnen bieden. Een van de zaken die opvalt is dat de patiënten aangeven dat zij het niet prettig vinden om alleen vloeibaar voedsel te mogen eten. Maar ja, het hoort er nu eenmaal bij, dat zijn de regels.

Totdat iemand de vraag stelt: Waarom deze patiënten vloeibaar voedsel krijgen na de operatie? Het wordt gevraagd aan de arts, die aangeeft dat dat een richtlijn is vanuit de diëtist. Dus vraagt men het aan de diëtist, die aangeeft dat het een medische richtlijn is. Nu wordt het interessant!

Zoals ze in Engeland zeggen: "To assume is to make an ass-of-u-and-me"
Zoals ze in Engeland zeggen: “To assume is to make an ass-of-u-and-me”

De kwestie wordt uitgezocht en het blijkt dat vloeibare voeding in dit geval helemaal niet noodzakelijk is. Iedereen nam slechts aan dat het nodig was vanuit een andere discipline. We werken immers al jaren zo, dus het zal wel ergens voor nodig zijn. Op zich een plausibele aanname, maar nog altijd een aanname.

Deze afdeling veranderde het beleid en gaf de patiënten voortaan zelf de keus wat ze wilden eten. Het verwachte resultaat: Meer tevreden patiënten.

Daarnaast gebeurde er echter iets nog veel mooiers: De ligduur werd korter. Doordat de patiënten beter aten, herstelden zij sneller en konden ze eerder weer naar huis. Eigenlijk geen ‘rocket-science’ als je er over nadenkt, probleem is echter dat niemand de tijd heeft om over dit soort dingen na te denken, doordat er zo’n hoge werkdruk is op vrijwel alle plekken waar ik kom.

Het interessante is nu dit: Doordat op deze afdeling de ligduur voor een bepaalde operatie is teruggelopen, is ook de werkdruk minder. Hierdoor ontstaat er ruimte om na te denken over andere zaken die we wellicht slimmer kunnen aanpakken. Hierdoor kan de werkdruk verder dalen, waardoor er weer meer tijd vrij komt. En dat is de vicieuze cirkel waar je in terecht wilt komen.

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button

Helemaal sprakeloos

Twee weken terug zat ik in de auto, onderweg naar een opdrachtgever. Het was ’s morgens heel vroeg, thuis sliep iedereen nog. Eenmaal onderweg wilde ik iets zeggen tegen de radio en toen gebeurde het: helemaal niets. Geen geluid.

Ok, niets aan de hand, even de keel schrapen en nog eens proberen. Nee hoor, niets. En dat is echt bizar kan ik je vertellen. Hoe ik ook probeerde geluid te produceren, er kwam niets. Ik kwam erachter dat ik wel kon fluisteren, dat is in ieder geval iets… Zo ben ik fluisterend de dag doorgekomen, tot ik op een rustig moment eens ging Googlen op wat er eigenlijk aan de hand kon zijn. Ik ontdekte dat er waarschijnlijk een verkoudheidsvirus in mijn stembanden was gaan wonen, waardoor die waren opgezwollen en niet meer werkten. Duurt meestal 4 tot 14 dagen (!) en o ja, het slechtste wat je kunt doen is: fluisteren, want daar wordt het alleen maar erger van…

Diezelfde dag ben ik nog langs de huisarts gereden (ik kon niet bellen om een afspraak te maken, dus moest er echt langs). Zij bevestigde het verkoudheids-virus vermoeden. Daar zijn geen medicijnen voor, de ‘behandeling’ bestaat uit: Totale stilte

Werken was sowieso niet mogelijk, maar ja, de kinderen moesten wel eten, naar bed, de boodschappen moesten gedaan worden. Regelmatig ging mijn telefoon, maar opnemen had geen zin. Wat een situatie…

Het naarste vond ik nog dat ik niet wist hoe lang het zou duren. Welke afspraken moest ik afzeggen en welke kon ik nog nakomen?

Sommige mensen wensten me toe dat ik genoot van de ‘kracht van de stilte’. Ongetwijfeld met de beste bedoelingen, maar dat was voor mij echt niet weggelegd.

Het confronteerde mij wel weer met hoe belangrijk de eigen rol van de patiënt is. Ik kon echt alleen mezelf genezen, in dit geval door 100% stil te zijn. Zoals in andere gevallen geldt dat je alleen geneest door trouw je medicatie te nemen, je dieet te volgen of je oefeningen te doen.

Dat was echt moeilijk en als ik niet precies had geweten waarvoor ik het deed (ik had een erg belangrijke presentatie 7 dagen later), dan had ik het niet vol kunnen houden en had het langer geduurd voor ik weer beter was.

Ook artsen lopen hier voortdurend tegenaan: de eigen rol van patiënten is cruciaal voor herstel en voor het gezond blijven. Therapietrouw is laag, in Nederland gemiddeld 70% volgens therapietrouwmonitor.nl. Volgens de WHO (Wereldgezondheids Organisatie) is het percentage in ontwikkelde landen zelfs maar 50% bij chronische aandoeningen. Zij schrijven:

“Poor adherence is the primary reason for not achieving the full health benefits medicines can provide to patients. It causes medical and psychosocial complications of disease, reduces patients’ quality of life, increases the likelihood of development of drug resistance and wastes health care resources”

Dit laat nogmaals het belang zien van gezamenlijk beslissen, zodat de patiënt écht achter zijn behandeling staat en weet waar hij het voor doet. Dit zal de therapietrouw wellicht niet naar 100% brengen, maar zeker verhogen. Ook leidt het samenwerken als een team ertoe dat een patiënt sneller contact met de arts opneemt als hij een bijwerking ervaart of als er iets verandert in zijn situatie. Anders zou hij wellicht gewoon met de behandeling stoppen. Momenteel doen zo’n 10% van de patiënten dit bij de meeste aandoeningen, volgens therapietrouwmonitor.nl.

En het mooie is dat dit ‘extra’ medicijngebruik leidt tot lagere kosten, zo schrijft de WHO ook:

“Poor adherence also leads to more frequent and longer hospital stays, use of emergency rooms and use of intensive care services. All of these are very expensive. In total, poor adherence is estimated to cost approximately $100 billion per year. Better adherence will not threaten health care budgets. On the contrary, adherence to those medicines already prescribed will result in a significant decrease in the overall health budget.”

Therapietrouw leidt dus tot betere zorg en daardoor tot lagere kosten. Wat wil je nog meer?

Samen voor beter zorg,
Wil Konings

Share Button

De toekomst van Geneeskunde-onderwijs

Kort geleden mocht ik les geven aan studenten Geneeskunde van de Radboud Universiteit. En niet alleen aan studenten, ook aan patiënten. In dezelfde groep dus. Het is onderdeel van het promotie-onderzoek van Thomas Vijn, binnen IQ Healthcare, een onderzoekscentrum van de universiteit.

Het revolutionaire en toch zo eenvoudige idee is om studenten en patiënten gezamenlijk op te leiden. De hypothese is dat je hierdoor betere artsen én betere patiënten krijgt. En dus betere zorg.

De sfeer tijdens de 2 uur durende sessie was heel bijzonder. Er was duidelijk sprake van gelijkwaardigheid tussen de artsen in spe en de patiënten. Bovendien waren zij zich steeds ook bewust van het perspectief van de ander, wat duidelijk bleek in de vragen die werden gesteld en tijdens de rollenspellen. Die verliepen in grote lijnen hetzelfde als een ‘normaal’ consult, maar tegelijkertijd waren ze compleet anders, juist door die andere sfeer.

Op deze manier creëer je geen kloof tussen artsen en patiënten, dus hoef je hem later ook niet te dichten. Dat voorkomt veel problemen. Verder was het mooi dat zowel de patiënten als de artsen in spe zich erg prettig voelden tijdens de rollenspellen. Een van de patiënten benoemde het zo: “Voor het eerst sinds jaren voel ik me geen patiënt als ik met een arts spreek.” Ook de studenten geneeskunde gaven aan dat juist deze manier van samenwerken en belangrijke reden voor hen was om te kiezen voor geneeskunde.

Ook bleek dat het één leidt tot het ander:  In de rollenspellen kwam onder andere het maken van een vervolgafspraak een bod. De standaard in dit scenario is: over 3 maanden komt de patiënt terug voor controle. Drie maanden is echter voor geen enkele patiënt de juiste termijn. Met sommige patiënten is er eerder iets aan de hand. 3 maanden is voor hen te laat. Met andere patiënten loopt alles prima, langskomen na 3 maanden is voor hen niet nodig (met no-shows dan wel nutteloze gesprekken tot gevolg).

Uit onderzoek blijkt dat het beter werkt om af te spreken dat de patiënt contact opneemt op het moment dat hij dat wil. Een van de artsen in spe gaf echter aan dat dat niet mogelijk is. Als je belt voor een afspraak ben je op zijn vroegst over een maand aan de beurt. Dat klopt helemaal en dat is het geval omdat we het zo georganiseerd hebben. Als we willen kunnen we het anders organiseren. Beter en slimmer.

Als bedrijfskundige wordt ik hier heel blij van. Als artsen iets willen veranderen, wordt het namelijk veel makkelijker de werkwijzen in het ziekenhuis aan te passen. En zo komen we weer een stap dichter bij de beste zorg. Een mooi spin-off effect van dit onderzoek.

Dit was overigens nog maar de eerste pilot uit het promotieonderzoek, met een kleine groep reumapatiënten en een gelijk aantal studenten. Er volgen meer pilots: met grotere groepen en met andere (chronische) aandoeningen. In de planning staan o.a. diabetes en borstkanker.

Uiteindelijke doel is te ontdekken wat het beste werkt en dit op te nemen in het standaard curriculum voor geneeskunde studenten. Misschien kun je een dergelijke opleiding ook verplicht stellen voor (langdurige) patiënten? Of het hen in ieder geval sterk aanraden? Dat zou mij geen slecht idee lijken.

Samen voor betere zorg,
Wil Konings

Share Button